|
||||||||
|
Het heeft een wereldwijde epidemie geduurd voordat zangeres Nica Carrington zich volledig realiseerde dat een morgen niet voor iedereen aan iedereen is beloofd. Ondanks dat ze al zong en zang studeerde sinds ze een kind was, zorgde haar verlegenheid er voor dat ze zich meer op haar gemak voelde om in een koor te zingen omringd door anderen dan om in het voetlicht te treden als solist. Maar nu na het uitbrengen van haar debuut album “Times like these” zal het publiek haar subtiele warme stem en gevoelvolle interpretaties van de grote Amerikaanse klassiekers gaan waarderen. Carrington, geboren New Yorkse, hoorde thuis jazz toen ze opgroeide, haar vader was een jazzliefhebber met veel muzikale vrienden die regelmatig langskwamen en dan werd er gejamd. Ze luisterde vaak naar de grote platenverzameling van haar vader en was vooral gecharmeerd van de meer lyrische muzikanten zoals Chet Baker, Miles en Wes Montgomery. Ze luisterde ook naar de grote jazzzangers maar al vanaf haar tiende jaar was het vooral Frank Sinatra waartoe ze zich aangetrokken voelde. Ze had al vaker zangles gekregen maar dat stopte in de covid lockdown totdat ze John Proulx ontdekte, zanger, pianist, componist, door hem heeft ze eindelijk de knoop doorgehakt en is er nu dit prima debuutalbum. Ze wordt begeleid door John Proulx op piano, Chuck Berghofer op contrabas en de alom bekende Joe Labarbera op drums, beide laatsten werkten o.a. met sterren als Stan Getz, Art Pepper en Bill Evans. Het repertoire bestaat voornamelijk uit klassiekers en nummers uit het American Songbook, het begint met het bekende “Skylark” van Hoagy Carmichael en Johnny Mercer. Wat onmiddellijk opvalt is het warme en intieme stemgeluid van Nica, bovendien brengt ze deze klassieker met een opvallende frisheid. Minder bekend is “Left Alone” van Mal Waldron en Billie Holliday, een fraaie ballad geknipt voor Nica’s stem. Daarna volgen de bekende nummers elkaar in snel tempo : “When Sunny gets Blue” (Fisher & Segal), “Every time we say goodbye” (Cole Porter), “We’ll be together again” (Fischer & Lane), behalve dat de nummers al zo vaak zijn opgenomen zijn ze ook allemaal in hetzelfde tempo, langzaam en bijna vertellend gebracht, hetgeen enige verveling in de hand werkt. Ook “The summer knows” van Michel Legrand passeert als een licht briesje dat nauwelijks enige rimpeling teweeg brengt, het blijft overigens genieten van het fraaie pianospel van John Proulx. Helaas is er op het hele album geen uptempo song te vinden, hetgeen zorgt voor een behoorlijke eenvormigheid, dit en de bekendheid van de nummers met als dieptepunt “The shadow of your smile” draagt er toe bij dat dit toch geen topalbum is geworden. Meer afwisseling qua tempo en een spannender repertoire lijken me de nodige ingrediënten voor een volgend album. Jan van Leersum
|